vrijdag 29 juni 2018

Een kerkuil woont niet in de kerk

Kerkuil

Je zou haast zeggen dat een kerkuil in een kerk zijn huisvesting heeft, maar dat is niet zo. De meeste kerkuilen wonen in een kast, ergens hoog hangend in een boerenschuur.

Vroeger zaten de uilen wel in de kerktoren en konden ze vlak onder de toren op de velden op jacht. Op zoek naar muizen. Maar ook de dorpen zijn volgebouwd en rondom de kerktoren is geen gras en geen muis meer te bekennen.

controle kerkuilenkast
Afgelopen week  een lezing bezocht van Mark van Leeuwen. Mark houdt, als bioloog, zich al heel lang bezig met het volgen van de kerkuilen in de provincie Utrecht. Timmert kasten in elkaar en hangt ze op in de schuren bij de boeren in ons gebied. Vanzelfsprekend volgen daarna de controles.

mooie kerkuil man
Omdat ik regelmatig met Tijs, Johan of Henk op pad ben met het controleren van uilenkasten, was zijn verhaal grotendeels bekend terrein.

kerkuil vrouw
Toch nieuw was het gegeven dat de erg veel kerkuilen omkomen in het verkeer en veel kerkuilen niet ouder worden dan twee jaar ( dit op basis van de terugmeldingen van geringde uilen.)

Was nog niet toegekomen aan een blog over de kerkuil, bij deze een beeld van de controles door VRS De Haar in de afgelopen periode.

kerkuil
In tegenstelling tot het ringen op onze vast locatie, waar in een ochtend regelmatig meer dan honderd vogels geringd en/of gecontroleerd.

Bij de controle van kerkuilenkasten is dat een ander verhaal. Het rijden van erf naar erf. 

Het contact zoeken met de eigenaar. 
Een ladder of ander instrument is nodig om bij de kast te komen.
kerkuil
Maar goed het blijft voor mij bijzonder om zo’n prachtige uil of de jonge van dichtbij te bekijken.

Ook bij kerkuilen moet het mannetje als de jonge uit hun ei gekomen zijn, het nest tijdelijk verlaten.
Moeder zorgt voor de kleintjes. 
Het mannetje mag wel langs komen met eten voor de kleintjes, maar moeder voert ze en maakt als het nodig is hapklare brokken.


hoog in de nok van de schuur
Mocht moeder in die periode, bijvoorbeeld bij een verkeersongeluk om het leven komen, dan brengt het mannetje wel een prooi voor de jonge, maar het zou zo maar kunnen dat ze het dan toch niet overleven omdat de prooi te groot voor hen is. 
Pa maakt er geen hapklare brokken van.

kerkuil


UILEN WEETJES
In de hele wereld, behalve op de Zuidpool, leven uilen. Meer als 175 verschillende soorten. De Latijnse naam voor uilen is Strigiformes. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord Strix, dat heks betekent. Hieraan kan je zien dat sommige mensen vroeger uilen eng vonden en er zelfs bang voor waren. Deze mensen dachten dat uilen de brengers van ongeluk en dood waren.

en weer de ladder op

kerkuil
Bij de Grieken was de uil juist het symbool van wijsheid. Vreemd genoeg staat de uil ook soms voor domheid. Denk maar aan uilskuiken(=domoor), uilachtig kijken (=dom kijken) of uilig (=dom). Door de jaren heen wisten de mensen dus niet goed wat ze moesten denken van uilen. Het waren maar geheimzinnige nachtjagers, die ook nog geruisloos konden vliegen en enge geluiden maakten. We weten nu door wetenschappelijk onderzoek dat het bijzondere vogels zijn de op een speciale manier jagen. De meeste uilen hebben zich gespecialiseerd in de nachtjacht, maar er zijn ook uilen die overdag jagen.



 De Uil:
Uilen worden de nachtroofvogels onder de roofvogels genoemd. Buizerd en torenvalk zijn bijvoorbeeld dagroofvogels. Roofvogels zijn vogels die op andere dieren jagen. En dus carnivoren (vleeseters)zijn.
Uilen hebben sterke klauwen waar ze hun prooi mee grijpen en vaak ook al mee doden. Uilen hebben vier tenen, twee naar voren en twee naar achter. Eén teen van achter kan eventueel naar voren gedragen worden. De poten zijn licht bevederd.
Op de vleugelveren van een uil zit een soort fluweelachtig dons, aan de rand zit een fijne franje; hierdoor kan een uil geruisloos vliegen.

de lucht in


Het gezicht van een uil heeft vaak veren die rond zijn ogen schuin gerangschikt zijn. Dit noemt men de “sluier”. Deze veren geleiden de geluidsgolven richting de oren. Rondom de snavel bevind zich een verenborstel. Deze “borstel” gebruikt de uil omdat hij van kortbij niet goed kan zien en zo zijn prooi kan voelen of bij het voeren van de jongen.



meten - snavellengte
De enorme oren bevinden zich achter het gezicht of “de sluier”. Het zijn gaatjes die verborgen onder de kopveren zitten en je kunt ze dus niet zien. Uilen kunnen de kleinste ritseltjes en piepgeluidjes horen. Ook kunnen ze heel goed horen waar het geluid vandaan komt en hoe ver het is. Dit komt omdat de oren niet op dezelfde hoogten zitten. Zo kunnen ze van verschillende kanten geluidsgolven opvangen en bepalen waar de prooi zich bevind. Vandaar dat een uil ook met zijn kop beweegt voor in te schatten waar de prooi zich bevind. Veel soorten uilen hebben “oorpluimen”, die echter niets met het gehoor te maken hebben. Het zijn verlengde kopveren, die iets over de stemming van de uil zeggen. Zit de uil in rust dan is zijn verenkleed mooi losjes gerangschikt en dragen zij hun oorpluimen iets liggend. Is de uil alert of op zijn hoede dan gaan de oorpluimen omhoog. Verder worden de oorpluimen per soort verschillend gedragen bij bv. dreighouding of  zich “onzichtbaar” maken tegen gevaar.

meten - tarsus


meten - vleugellengte
De ogen van een uil kunnen niet draaien, ze zitten vast in de oogkas. Als een uil wil rondkijken moet hij dus zijn hele kop draaien. Hij kan zijn kop 270 graden draaien. Dit is driekwart rond! En dat zowel naar rechts als naar links. Uilen zijn bijziend. Ze kunnen dus van dichtbij niet goed zien. Iets dichtbij zoals een prooi in de poot of een te voeren jong tasten de uilen even af met de veerborstels die om de snavel heen zitten. Uilen kunnen wel heel goed in de verte kijken. Afhankelijk van het soort kunnen de ogen van uilen drie kleuren hebben, namelijk zwartbruin, oranje of geel. Aan de kleur van de ogen kan je bijna altijd zien in welk deel van de dag hij jaagt. De uilen met zwarte ogen jagen ’s nachts. De uilen met oranje ogen jagen ook in de schemer en de uilen met gele ogen jagen overdag.

de ring

onderzoek - leeftijd

meten - kop/snavel
Iedere Uil broed op verschillende wijze. Afhankelijk van de leefomgeving waarin ze wonen. Ook het aantal eieren, tijd van broeden en tijd van in het nest verblijven verschilt per soort. Voordat de uilskuikens uitvliegen maken ze al kleine uitstapjes of fladderen in en rond het nest. In deze periode worden ze takkelingen genoemd. Kom je zo’n stuntelaar tegen ,dan moet je hem niet meenemen. Ze redden zich prima en hun ouders zijn in de buurt, ook al zie je ze misschien niet.




De spijsvertering van een uil:
De uil eet meestal zijn prooi met huid en haar op. Uilen hebben géén krop en juist wél een blinde darm, in tegenstelling tot de meeste andere vogels. De maag bestaat uit twee delen. De kliermaag en de spiermaag.
Via de slokdarm komt het voedsel eerst in de kliermaag aan. Dit wordt ook wel de echte maag genoemd. Het maagzuur wordt hier aan het voedsel toegevoegd. De spijsvertering gaat vrij snel waarbij de maagsappen niet in staat zijn botjes aan te tasten.

braakballen
Van de kliermaag gaat het voedsel naar het tweede deel, de spiermaag. Deze maag is sterk gespierd en van binnen bekleed met een harde geribde binnenlaag. De onverteerbare delen zoals botjes en haren worden verzameld in deze spiermaag. Ze worden hier samengeperst tot een bal die uitgebraakt wordt zodra hij een bepaalde grootte heeft bereikt. De braakballen zijn met slijm bedekt en samen met de haren van de opgegeten prooi werkt dit als bindmiddel waardoor ze niet uiteen vallen en gemakkelijk de slokdarm kunnen passeren. Daar krijgt de braakbal zijn vorm. Het uitbraken van de ballen is geen reflex maar een gewilde beweging, die naar eigen keuze wel of niet ingehouden kan worden. Na een onvoldoende maaltijd of een hongerperiode in het vooruitzicht houdt de uil de ballen langer in de maag.
Een uil die alleen schoon vlees te eten krijgt  (dus zonder veren, haren of botjes) wordt ziek en gaat tenslotte dood. ( bron : http://uilentuinhethoog.nl)









en de koe kijkt toe


zaterdag 23 juni 2018

Kleine torentjes

Juveniel Torenvalk

De maanden mei – juni , zijn de drukste maanden voor de mannen ( en vrouwen) van de roofvogels- en uilen.
In de wintermaanden worden er in alle rust nieuwe kasten gebouwd of oude opgeknapt.
Daarna overleg met grondeigenaren ( meestal boerenbedrijven) met de vraag of er een kast geplaatst kan of mag worden voor de torenvalken of uilen.
In het voorjaar kastcontrole in het veld. Schoonmaken en daar waar nodig sluiting en ophanging herstellen.
Maar als eenmaal de kast bezet is en de eieren zijn gelegd volgt de drukke periode. Regelmatig een controle rondje en uiteindelijk de jonge vogels ringen.
Best wel respect voor de ring(st)ers. De meeste kasten hangen of hoog in een schuur, hoog in een boom of nog hoger op een paal.




Is de ladder niet toereikend, dan maar met behulp van een werktuig. Lukt dat nog niet, dan zijn er inmiddels enkele medewerk(st)ers van de VRS De Haar, die een opleiding gevolgd hebben om met de nodige hulpmiddelen omhoog te klimmen.





De kleintjes gaan in een bak of emmer mee naar beneden, waar de schreeuwertjes geringd worden. Een mooie metalen ring en een kleuring. De kleuring met flinke letters krijgen ze om de poten, om de vogels in het veld makkelijk met een kijker te kunnen aflezen.





Maar voordat ze teruggaan in de kast en na meten, wegen en registeren, nog even op de foto.
Het blijft bijzonder om de kleine torentjes zo van dichtbij te kunnen zien.
Nog een paar weken en ze gaan vliegend de wijde wereld in.
Voor deze blog een paar ringsessies samengevoegd


Stoer - Nina

zesmaal juveniel torenvalk
Van Tijs mocht Nina het hoger op zoeken. Een ladder was niet haalbaar, dus in de kist en omhoog. Maar voor Nina, die ook een klimdiploma heeft geen punt. Een prachtig nest met 6 jonge Torenvalken. Natuurlijk mocht Nina de kleine torentjes ook zelf ringen. 


Tijdens het ringen keek moeder vanaf de kast toe.

Verderop zat moeder nog op de eieren. 
Dus later terugkomen als de jongen groot genoeg zijn. 
Moeder wel even snel gecontroleerd.






Yvonne in actie
Yvonne mocht ook de tractor op om een hoge kerkuilenkast te controleren. De kerkuil was er niet, maar er lagen wel piepkleine kuikentjes in. Niet van de kerkuil, maar van een torenvalk, die toevallig vlak in de buurt zat


Van een afstand toekijken
Johan, Erik en Bas kwamen naar Montfoort om de torenvalkjes bij broer Theo bij de volkstuin te ringen. Jaarlijks komen de torenvalken terug in de kast en ook dit jaar bracht het paar vijf pracht jongen voort.








Ach dan ook maar een fotootje van broer Theo en andersom eentje van mij.


TORENVALK

Kleine valk met lange staart. Kenmerkende roodbruine rug in alle kleden. Man met grijze kop en grijze staart met zwarte eindband, vrouw met geheel roodbruine bovenzijde, inclusief sterk gebandeerde staart. Ondiepe, rustige vlucht, bidt veel. In silhouet is de lange staart kenmerkend, de vleugelpunten zijn minder spits dan bij andere valken. In zit steekt de staart ver voorbij de vleugelpunten. Korte tenen.


GELUID
Vooral bij het nest en tijdens de balts vocaal, verder tamelijk zwijgzaam. Meest gehoord is "kie-kie-kie-kie-kie-kie…".

BROEDEN

Territoriaal, maar kan soms in kolonies broeden (vroeger ook in Nederland). Bouwt zelf geen nest. Broedt in oud kraaiennest, in Nederland tegenwoordig vooral in speciale open of halfopen torenvalkkasten met turf erin. Ook in nissen in gebouwen en in het buitenland op rotsrichels en in rotsspleten. Eén legsel, zeer zelden twee; meestal 4-6 eieren. Broedtijd april-juli. Broedduur 27-31 dagen, begint na leg eerste ei. Alleen vrouwtje broedt. Jongen vliegvlug na 27-35 dagen, worden nog vaak wekenlang gevoerd. Aantal broedparen in Nederland 5000-7500 (in 1998-2000)



LEEFGEBIED
Open en halfopen land met veel woelmuizen. Broedt in nestkasten, solitaire bomen en aan de rand van bos en bosjes. Zelden ook op de grond.
Boerenland met veel (kort) grasland, heide, hoogvenen, open duin en duinvalleien, akkers, soms ook in de stad.

VOEDSEL
Gespecialiseerd op kleine zoogdieren, vooral woelmuizen (zoals veldmuis, aardmuis, noordse woelmuis). Ook wel zangvogels van open land, kuikens van weidevogels, grote insecten (kevers, sprinkhanen e.d.), vooral als er geen muizen zijn. Jaagt in lage, rustige vlucht, tijdens bidden en vanaf een zitpost. Pakt prooi van de grond na een stootduik, is niet snel genoeg om vogels in de lucht te slaan.
(bron vogelbescherming.nl)