zaterdag 11 juni 2011

De Lepelaar

Lepelaar

Vanmorgen vroeg naar de Groene Jonker op zoek naar de Waterral ( een soort Waterhoen) en de Steltkluut (staat op de rode lijst). De Steltkluut gevonden, de Waterral niet.
Maar wat wel op viel waren de Lepelaars die met een flinke groep aanwezig waren. Een erg opvallende vogel. Spierwit, zo groot als een reiger, een kuif en een ontzettend grote snavel in de vorm van een lepel. Zijn ogen zitten dicht bij de snavel. Als je er zo tegen aan kijkt is het net of de lepel een scharnier heeft.
Lepelaar
De Lepelaar (Platalea leucorodia) is een witte vogel ongeveer ter grootte van een blauwe reiger of ooievaar. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede snavel. Na een poos bijna uit Nederland verdwenen te zijn neemt hun aantal door beschermingsmaatregelen nu weer wat toe. Er zijn de laatste jaren ongeveer duizend broedparen per seizoen, vooral op de wadden eilanden (geen vossen), het Zwanenwater en langs de randmeren van het IJsselmeer zoals in het Naardermeer, Lepelaarsplassen, de Waverhoek, de Oostvaardersplassen, de Tienhovense plas en de Poolland' lepelaarspoelen ten noordoosten van Schagen in beheer bij Staatsbosbeheer. De lepelaar is overigens de nationale vogel van Nederland.
Nederland is het noordelijkste land in Europa waar lepelaars tot broeden komen, vooral in moerassen, rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen. Hun dieet bestaat uit kleine visjes, waaronder stekelbaarzen. Ze overwinteren normaal gesproken in Afrika.
Lepelaars vinden hun voedsel in ondiep water, waar ze hun snavel zijwaarts doorheen bewegen, om op deze manier op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de speciale snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee de lepelaar, door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.
In Belgiƫ is dit een zeldzame vogel. Hij wordt voornamelijk in het Zwin waargenomen. In Spanje broedt de lepelaar overwegend van de grond in bomen en struiken. In Nederland broedt de lepelaar op de grond in het riet. Dit biedt de vos kansen met name in droge perioden.
De lepelaars die in West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaanse kust, zoals in het tropische waddengebied Banc d'Arguin voor de Mauritaanse kust. In het najaar vliegen de vogels via Noord- en Zuid-Spanje. In deze gebieden blijven ze een week of twee om krachten op te doen om verder te kunnen trekken. In totaal kan de trektocht wel twee maanden duren. Tijdens de trek naar Afrika gaat ongeveer de helft van de jongen dood door jacht, hoogspanningskabels of uitputting. Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun overwinteringsgebieden. De terugreis wordt veel vaker onderbroken. Om voldoende energie te hebben voor de tocht moet ook langs de kust van Marokko en Frankrijk gestopt worden. Eenmaal aangekomen in Nederland zijn o.a. Friesland en Groningen de verzamelplaats. Van daaruit vliegen de vogels door naar hun broedkolonies. Soms overwinteren enkele lepelaars in Zeeland. (bron Wikipedia)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten