Zwartkop met geologger |
De VRS De Haar was weer een ochtend actief op de eigen locatie in de polder.
En zoals gebruikelijk passeerden weer zo'n 100 vogels de ringtafel, waarbij van alle vogels, zoals gebruikelijk de maten genomen werden en genoteerd.
Natuurlijk gingen de vogels er daarna met een ringetje vandoor.
En zoals gebruikelijk passeerden weer zo'n 100 vogels de ringtafel, waarbij van alle vogels, zoals gebruikelijk de maten genomen werden en genoteerd.
Natuurlijk gingen de vogels er daarna met een ringetje vandoor.
Maar sommige vogels hadden al een ring en worden dan genoteerd als TV = terugvangst.
Deze vogels zijn eigenlijk nog belangrijker.
Aan de hand van de reeds bekende gegevens van de eerste meting. kan worden gecontroleerd hoe de algemene gesteldheid van de vogel nu is.
Is er een vetreserve opgebouwd ? Kreeg de vogel nieuwe veren, of is hij in de rui ?
Een tijdje geleden werden er enkele Zwartkoppen van een rugzakje voorzien door het NIOO.
Een uitleg is te lezen in deze blog.
De Zwartkop, ringnummer BE81588 voorzien van een rugzakje, meldde zich vandaag ook voor een controle.
Goed dat we Teja en Kim konden melden dat het goed gaat met deze Zwartkop en dat het rugzakje er nog goed uitziet en zelfs geen probleem gaf bij de terugvangst in het net.
Het zou wel erg leuk zijn als we deze Zwartkop of een broertje of zusje van nummer BE81588 na een jaar weer kunnen terugvangen om vervolgens het rugzakje uit te laten lezen om te weten waar de zwartkop het afgelopen jaar geweest is.
Een Zwartkop met een rugzak
Teja en Kim |
Teja, een studente van het Nederlands
Instituut voor Ecologie (NIOO) kwam een tijdje terug, met Kim langs om enkele Zwartkoppen te voorzien van
een Geolocator ( ook wel Geologger
genoemd).
Voordat het rugzakje met de mini chip gemonteerd werd, werd
er ook hier het een en ander gemeten en genoteerd. Zelfs meer dan dat voor een
ringetje noodzakelijk is.
meten is weten |
Daarna werd het rugzakje omgehangen. Aangezien een vogeltje geen armpjes heeft,
ging het koordje om de “boven” pootjes heen en werd op het ruggetje, op de chip
vastgezet.
Met verbazing naar de werkzaamheden gekeken. Met de nodige zorgvuldigheid en
voorzichtigheid werd alles uitgevoerd en zodanig bevestigd, dat de vogel er
geen hinder van ondervindt.
De foto’s spreken voor zich.
De foto’s spreken voor zich.
Inmiddels wel geleerd dat ringen niet alleen maar het
omleggen van een ringetje is.
- Een ringetje om een vogel een uniek nummer te geven voor latere herkenning.
- Een meting en weging om de ontwikkeling vast te stellen
- Een teek om vast te laten stellen of deze een ziekte bij zich heeft
- Een bloedmonster om vast te stellen of er een virus is meegekomen uit Afrika
- Een poepmonster, om de darmflora vast te stellen.
- Een luisvlieg, voor nader onderzoek
- Een dode vogel, naar het laboratorium om de doodsoorzaak vast te stellen
- Een Geolocater om het vlieg gedrag tijdens de vogeltrek vast te stellen.
Geolocater, wat is dat nu weer ? En waar dient het voor ?
Hoe werkt het ? Waren de eerste vragen die opkwamen. Dus even rondkijken op
internet en dat leerde mij het volgende:
GEOLOCATER:
De lichtcensor is bevestigd op een ‘antenne’ om te voorkomen dat deze afgedekt wordt door de rugveren van de vogel. De antenne is 14 mm lang.
De geolocator wordt bevestigd d.m.v. een tuigje en wordt als een soort “rugzakje” op de rug van de vogel meegedragen en vormt geen belemmering voor het vliegen en de rui.
De geolocator bestaat uit een lichtgevoelige censor, een
klok, een geheugenchip en een batterij. De lichtintensiteit wordt door de
geolocator zeer frequent en exact gemeten, en wordt samen met het exacte
tijdstip van de meting opgeslagen.
Ze kunnen elke minuut het zonlicht meten. Op basis van zonsopgang en zonsondergang is de daglengte te bepalen, en daarmee de breedtegraad. Het moment dat het middag en middernacht is, verraadt de lengtegraad. En zo is de locatie, op 50 tot 200 kilometer nauwkeurig, te bepalen.
Ze kunnen elke minuut het zonlicht meten. Op basis van zonsopgang en zonsondergang is de daglengte te bepalen, en daarmee de breedtegraad. Het moment dat het middag en middernacht is, verraadt de lengtegraad. En zo is de locatie, op 50 tot 200 kilometer nauwkeurig, te bepalen.
De lengte van de periode waarover gegevens
worden gemeten en opgeslagen is afhankelijk van de grootte van de geolocator
(en dus de grootte van de vogelsoort waarop de geolocator wordt bevestigd) en
varieert van 9 maanden tot circa 8 jaar.
Bij terugvangst worden de gegevens uitgelezen
en met behulp van een computer bewerkt.
Uit de snelheid waarmee de lichtintensiteit ’s morgens toeneemt en ’s avonds
afneemt wordt het tijdstip van zonsopgang en zonsondergang berekend.
Omdat dit
tijdstip varieert met zowel de breedtegraad als de lengtegraad kan hierdoor
twee keer per dag een geografische positie worden berekend.
De nauwkeurigheid
van deze positie is ongeveer 100 tot 150 km.
DOEL ONDERZOEK
GEOLOGGERS
Onderstaand verhaal geeft een goed zicht op werking, inzicht en onderzoek bij het gebruik
van Geologgers.
Vertraagd door de
zandstorm
Met vederlichte sensoren volgen onderzoekers de trek van kleine vogels, voor het eerst.
Ze zien hoe de vogeltjes kampen met droogte en stormen.
Het was al 7 mei. Vogelkenner Raymond Klaassen zat op een observatiepost in Vittskövle, een dorpje in Zuid-Zweden. Hij begon zich zorgen te maken. Normaal zou de eerste grauwe klauwier al lang moeten zijn teruggekeerd uit Afrika, waar de vogels overwinteren. In de regel melden de eerste exemplaren zich eind april in Noord-Europa. Maar in Vittskövle was er begin mei 2011 nog steeds geen grauwe klauwier te zien. Wat was er aan de hand, vroeg de Groningse ecoloog zich af. Was er onderweg iets gebeurd?
Met vederlichte sensoren volgen onderzoekers de trek van kleine vogels, voor het eerst.
Ze zien hoe de vogeltjes kampen met droogte en stormen.
Het was al 7 mei. Vogelkenner Raymond Klaassen zat op een observatiepost in Vittskövle, een dorpje in Zuid-Zweden. Hij begon zich zorgen te maken. Normaal zou de eerste grauwe klauwier al lang moeten zijn teruggekeerd uit Afrika, waar de vogels overwinteren. In de regel melden de eerste exemplaren zich eind april in Noord-Europa. Maar in Vittskövle was er begin mei 2011 nog steeds geen grauwe klauwier te zien. Wat was er aan de hand, vroeg de Groningse ecoloog zich af. Was er onderweg iets gebeurd?
Het zou een geheim gebleven zijn, ware het niet dat het
sinds kort mogelijk is kleine vogels te volgen tijdens hun trek. Dat gebeurt
met zogeheten geologgers.
Klaassen wist zo antwoord te krijgen op de vraag die hem
vorig jaar mei zo dwars zat. Samen met Deense ecologen publiceerde hij vorige
week in Science over het onderzoek, dat zich uitspreidde over de jaren 2009 tot
2012. In die jaren rustten de onderzoekers in totaal 151 grauwe klauwieren uit
met een geologger, en ook 44 noordse nachtegalen.
Daarvan werden 26 grauwe klauwieren in het daaropvolgende
jaar weer gevangen, en 10 noordse nachtegalen. Veel vogels met een geologger
worden nooit teruggezien. Ze sterven nogal eens onderweg. En als ze al
aankomen, moet de onderzoeker geluk hebben om ze te vangen: geologgers hebben
geen zender.
Wat bleek? Tijdens hun trek vanuit Zuid-Afrika stoppen deze
vogelsoorten in de Hoorn van Afrika om zich te voeden met insecten. Normaal
rusten grauwe klauwieren gemiddeld 9 dagen, noordse nachtegalen 21 dagen. Maar
vorig jaar werd dat gebied getroffen door extreme droogte. Er was minder
plantengroei, en daardoor waren er minder insecten. Om voldoende te kunnen
eten, maakten de vogels een langere tussenstop. Die duurde voor grauwe
klauwieren nu gemiddeld 18 dagen, voor noordse nachtegalen 29 dagen. De reis
naar Noord-Europa werd dus met 8 tot 9 dagen vertraagd.
Klaassen zegt dat het gebruik van geologgers zorgt voor een
explosie aan nieuwe gegevens over kleine trekvogels. Grotere trekvogels, zoals
ganzen, kiekendieven en adelaars, konden al gevolgd worden via bijvoorbeeld
gps-zenders, maar die zijn voor kleine vogels veel te zwaar. „En tachtig
procent van alle trekvogels zijn kleine zangvogels”, zegt hij. „Ook die kunnen
we nu volgen.”
Zo was het van de grauwe klauwier en de noordse nachtegaal
niet duidelijk via welke route ze naar Zuid-Afrika trekken, en of ze ook
dezelfde route terug nemen. Dat blijkt niet het geval. Op weg naar hun
overwinteringsplek vliegen ze over Egypte en vervolgens dwars door Afrika. Maar
terug vliegen ze via de Hoorn van Afrika, over Saoedi-Arabië, via Griekenland
naar Noord-Europa. Dat roept weer allerlei nieuwe vragen op, zegt Klaassen.
„Hoe doen ze dat?”
Zo onderzocht Klaassen ook boerenzwaluwen. Vorig jaar rustte
hij er zo’n vijftig uit met een geologger. „De aankomst van de zwaluwen in
Nederland in 2012 was erg vreemd”, zegt Klaassen. Een deel van de vogels was op
tijd, dan volgde er een hele tijd niets, en pas veel later volgde het andere
deel.
Uit de data leidde Klaassen af dat de zwaluwen weliswaar
waren vertrokken uit hun overwinteringsgebieden in Midden- en Zuid-Afrika, maar
boven de Sahara in de problemen kwamen, want vanaf daar keerden ze weer om. „Ze
vlogen terug naar het zuiden om bij te komen en op te vetten”, zegt Klaassen.
Dat heeft de zwaluwen ernstig vertraagd. De trek duurt normaal een maand, nu
twee keer zo lang. De waarschijnlijke verklaring, volgens Klaassen, is dat de
zwaluwen boven de Sahara last hebben gehad van zandstormen. (bron NRC.nl, Marcel aan de Brugh 11 december 2012)
Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) doet fundamenteel en strategisch ecologisch onderzoek.
Met meer dan 300 onderzoekers en studenten is het NIOO één van de grootste
onderzoeksinstituten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(KNAW).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten