|
Wespenspin |
Tim Kreetz, de boswachter van Natuurmonumenten Haarzuilens,
kwam een prachtige wespenspin tegen. Zette die op facebook en kwam vervolgens
met de foto in het AD.
|
Kleine Vos |
|
Oranje Zandoogje |
|
Icarusblauwtje |
|
Luzernvlinder |
|
Atalanta |
Toevallig, echt toevallig maakten we aan de andere kant van
Haarzuilens een rondje door de natuur. In het zonnetje genoten de vlinders van
het weer en de bloemen. En wij genoten van de vlinders.
Tussen de vlinders ontdekte Riet ook een wespenspin, bezig met het inkapselen
van zijn buit.
|
Dagpauwoog |
|
Klein Koolwitje |
|
Koperuiltje |
Echt een opvallende spin en flink groot. Waar zijn naam
vandaan komt is wel duidelijk.
|
Wespenspin |
De naam 'wespspin'
heeft alles te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is
ongevaarlijk voor mensen. De naam is vooral te danken aan het relatief zeer
grote vrouwtje. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en
diepzwarte grillige banden, vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het
achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele
strepen in de lengterichting. Het cephalothorax of kopborststuk is zilverachtig
behaard en de poten zijn duidelijk bruinzwart met geelgrijs gebandeerd.
Ondersteboven zittend in het web valt de spin daardoor goed op, maar wordt door
veel vijanden juist met rust gelaten vanwege het wesp-achtige uiterlijk. De
wespspin is een van de grootste Europese spinnen, en is vanwege de lengte en
kleuren moeilijk over het hoofd te zien, zelfs voor mensen die niets van
spinnen weten is de soort ook makkelijk op naam te brengen. Vrouwtjes worden
ongeveer 15 millimeter lang, gemeten van de kaken tot aan de punt van het
achterlijf, door de grote dikke poten lijkt de spin aanzienlijk groter.
Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal 5 millimeter.
Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.
In Nederland was deze
soort vrij zeldzaam, ze werd pas in 1980 ontdekt in Limburg. De laatste jaren
rukt de spin op naar het noorden, mogelijk door de warmere zomers als gevolg
van de klimaatsverandering. De spin is nu in alle Nederlandse provincies gezien.
Het mannetje van deze
soort kan hooguit 2 keer paren omdat hij bij het paren één van zijn twee
genitaliën in het vrouwtje laat zitten. Dat verkleint de kans dat andere
mannetjes zich succesvol kunnen voortplanten met het vrouwtje. Het mannetje
wordt echter na de paring vrijwel altijd ingesponnen en later opgegeten door
het vrouwtje zodat een tweede paring eerder uitzonderlijk is. Hij dient het
vrouwtje tot voeding, wat de ontwikkeling van zijn nageslacht ten goede komt. Als
het mannetje geluk heeft is het vrouwtje pas verveld, dan zijn haar kaken nog
zacht en maakt hij de grootste kans om te paren zonder opgegeten te worden voor
zijn sperma is afgegeven.
Een mannetje leeft ook
aanzienlijk korter; nadat hij volwassen is slechts enkele dagen. Ongeveer een
maand na de paring, rond augustus, worden de eitjes afgezet in een relatief
enorme, gelige eicocon. Een cocon bevat honderden eitjes en wordt door het
vrouwtje bewaakt tot ze sterft. Ongeveer een maand nadat de cocon is gesponnen
komen de jonge spinnetjes (spiderlings) uit het ei, maar verlaten de cocon pas
in maart van het volgende jaar.
Gedurende de winter
kunnen de donker gestreepte eicocons worden aangetroffen, ze zijn moeilijk over
het hoofd te zien omdat ze zo groot zijn als een golfbal en meestal tussen
grashalmen of struiken worden opgehangen.
De wespspin richt zich vooral op springende en laagvliegende prooien zoals
sprinkhanen, libellen en kevers, die tussen de grassen leven. Deze dieren zijn
ook wat groter, andere spinnen vangen liever wat kleinere prooien als vliegen
en muggen. (bron: Wikipedia)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten