![]() |
de Dom van Utrecht |
Een wandeling door de binnenstad van Utrecht, met de ogen
gericht op de gevels en de grond. Op zoek naar de bijzonderheden, waar je normaal
gesproken aan voorbij loopt.
Op nieuw een ontdekkingsreis door de stad.
![]() |
Verzamelen bij Down Under |
![]() |
De assistent van Peter |
![]() |
Grote schoonmaak voor de komende feestdagen |
![]() |
Er moet geoefend worden op de begeleiding van de VIPs |
Valt eigenlijk niet op, maar in de toren zat een deur van de toren naar de domkerk, toen het middenschip er nog stond voor die grote storm. De plaats waar de deur zat is nog zichtbaar in het metselwerk.
![]() |
De eerste steen |
Gevelstenen Dom.
In de westwand van de toren (zijde Servetstraat) bevinden
zich, links van de doorgang in de onderste geleding van het eerste vierkant, de
oudste gevelstenen van de stad.
De tekst van de bovenste steen luidt (vertaald):
Toen men schreef 1320 en 1 legde men van mij de eerste steen
daarna na 1382 was ik volmaakt zo men ziet waarachtig
Ook de onderste steen vermeldt het stichtingsjaar:
Vertaling: In 1321, op het feest van Paulus en Johannes, is
een begin gemaakt met deze toren waardoor Utrecht gesierd wordt
Jacob van Oudshoorn, de deken van het domkapittel, later
bisschop en Gisbertus van Everdingen, de oudste domkanunnik hebben de eerste
steen van de domtoren gelegd.
Niet iedereen was enthousiast over de bouw van de nieuwe
toren.
Zo heeft Geert Grote een tractaat tegen de bouw geschreven. In zijn
tractaat vergelijkt hij de bouw van domtoren met de bouw van de toren van
Babel, die hij dus beschouwt als een
staaltje van hoogmoed. Het geld voor de bouw zou volgens hem nuttiger besteed
zijn aan de armen en de behoeftigen.
![]() |
Wapen Amsterdam, wapen Utrecht, wapen fam. de Hoorn |
De Laat, Servetstraat 4
Dit winkelwoonhuis werd in 1908 ingrijpend verbouwd door J. F. de Laat (1860-1921) naar ontwerp van T. P. Vos. Alleen de kelder, de westelijke en een deel van oostelijke zijgevel bleven intact. De voorgevel vertoont invloeden van de art nouveau. De eerste winkelier in het nieuwe pand, Govert Bemelaar, begint een tabaks- en sigarenhandel: ‘t Moortje.
In het midden het stadswapen van Utrecht, links dat van Amsterdam. Het wapenschild rechts lijkt op het wapen van Eindhoven, maar wijkt daar ook nogal van af. In het blad Steengoed. nr 30 (juli 2000), wordt de geschiedenis van het pand beschreven. De achtergrond van de wapenschilden, links en rechts van het wapen van Utrecht, heeft men niet kunnen achterhalen. De drie wapenschilden lijken bij de bouw in 1908 tegelijk te zijn aangebracht. .
![]() |
Vismarkt |
De Vismarkt, de straat die zijn naam ontleent aan de markt
die hier eeuwenlang plaats vond.
In veel van deze huizen was vroeger een viswinkel gevestigd. In 1873, waren
enkele viswinkels nog volop in bedrijf. Onder de luifels zijn toonbanken
geplaatst waarop de vis ligt uitgestald. Sommige huizen hebben hier nog een
oude trapgevel of een klokgevel, maar de meeste puien zijn in de negentiende
eeuw vereenvoudigd en hebben een lijstgevel gekregen.
![]() |
Voormalige vishandel. Tekst staat nog op de gevel |
![]() |
Aan de haken hingen de schilden mbt koninklijke goedkeuring. Maar de eigenar ging de fout in en moest ze inleveren |
![]() |
Verwijzing naar de vishandel |
het scheepje
Op deze gekleurde steen staat een houten rondbodem met
grootzeil en fok en met rode vlaggen, afgebeeld op een gele achtergrond.
In een akte van 1678 wordt melding gemaakt van ‘HET
MARKTSCHIP VAN DELFT’. Het gevelteken was toen overigens nog geen steen, maar
een uithangbord. Later wordt de naam ‘HET SCHEEPJE’ gebezigd. Dit
winkelwoonhuis werd omstreeks 1870 gebouwd in baksteen in neoclassicistische
stijl. De gevelsteen is in de nieuwbouw opgenomen.
![]() |
Gevel steen met afbeelding elgher |
Elgher
De gekleurde steen tussen de vensters van een
woonwinkelhuis, laat een elger in cartouche zien, waaronder de tekst
‘INDE.VERGHVLDE.ELGHER’ staat.
De laatste letter is in de rand gehakt en is daardoor vanaf de straat moeilijk
te zien.
Een elger of aalgeer was een drietandige vork, met platte,
dicht bijeen staande tanden, die werd gebruikt om aal te steken. Een elger of
aalgeer werd onder aan de vissersboot bevestigd en -wanneer men in ondiep water
voer- werd de bodem omgewoeld en de paling vastgeprikt. De steen herinnert aan
de hier vroeger gevestigde palinghandel. Het huidige pand is van 1900.
![]() |
Marktvrouw |
Marktvrouw – vrouwtje Vonhoff
Ter gelegenheid van de verplaatsing van de
verkoopactiviteiten naar Hoog Catharijne (1973) en als dank voor de jarenlange
vestiging aan de Oudegracht schonk Vroom & Dreesmann aan de gemeente
Utrecht het beeld “Marktvrouw”.
Het model van het beeld werd onthuld op 24 september 1973 door de burgemeester
van Utrecht, baron van Tuyll van
Serooskerken, in aanwezigheid van mr.
F.A.R. Barge, directeur van Vroom & Dreesmann.(1)
“Marktvrouw” werd in 1976 op de Kalisbrug geplaatst in het
verlengde van het Hanengeschrei, op een steenworp afstand van het vroegere
winkelpand van Vroom & Dreesmann aan de Stadhuisbrug. Onthuld dor
burgemeester Vonhoff “Marktvrouw” .
Vonhoff was corpulent van postuur. “Marktvrouw” werd door sommigen dan ook
“Vrouwtje Vonhoff” genoemd.
![]() |
Oudegracht |
![]() |
Oudegracht |
![]() |
ijzeren balustrades |
Oude Gracht – ijzeren balustrades
De ongeveer twee kilometer lange gracht is te beschouwen als
het verbindingsstuk tussen de Kromme Rijn en de Vecht en doorsnijdt de gehele
binnenstad van zuid naar noord. Eeuwenlang is zij de hoofdader van de stad
geweest. Het systeem van werven en werfkelders van de Utrechtse Oude- en
Nieuwegracht is op deze schaal uniek in de wereld.
Bij het graven van de grachten werd de afgegraven grond
gebruikt om de oevers op te hogen. Op deze manier werd het overstromingsgevaar
verkleind. Op de hoge oevers kwam een weg te liggen met daarachter de huizen
van kooplieden. Aanvankelijk liepen de oevers schuin af naar het water, maar al
in de tweede helft van de twaalfde eeuw kwam men op het idee om tunnels te
graven vanaf de aanlegplaatsen aan het water naar de kelders onder de huizen op
de oevers.
Zo zijn de typische werven en werfkelders ontstaan. Toen het proces in de
vijftiende eeuw was voltooid was een twee kilometer lange haven met dubbele
kade ontstaan, eeuwenlang de levensader van de stad Utrecht.
De werven en kelders waren vanaf het begin particulier bezit
van de eigenaar van het pand aan de gracht. Er bestond een grote variatie aan
kelders en werven. Tot de achttiende eeuw waren zij aan de werfzijde gewoonlijk
afgesloten door een houten hek. Ook verschenen de eerste ijzeren balustrades op
de werfmuren, die langzamerhand de stenen borstweringen zouden vervangen.
Vanaf 1948 heeft de gemeente Utrecht de werven en werfmuren
in eigendom verworven, waarna een proces van restauratie maar ook van
uniformering aanbrak.
![]() |
Baliekluiver |
Baliekluiver
De ontstaansgeschiedenis van “De baliekluiver” gaat terug
tot 1988. In dat jaar bracht de slijterij De Zes Vaatjes een kruidenbitter op
de markt. Dit kruidenbitter kreeg de naam DE BALIEKLUIVER – DE EENIGE EGTE
UTRECHTSCHE KRUIDENBITTER.
De kruikjes kruidenbitter werden voorzien van een etiket
waarop de afbeelding stond van een over de balie van de Utrechtse Stadhuisbrug
hangende, werkzoekende Utrechter die tuurt naar alles wat gaande is in en langs
de Oudegracht.
De ijzeren hekwerken op de werfkelders en bruggen over de
grachten in de Utrechtse binnenstad worden namelijk balies genoemd. Vroeger
waren dit plaatsen waar oudere mannen elkaar ontmoetten of uitkeken naar werk.
Inwoners van de stad Utrecht kregen dan ook als bijnaam: baliekluivers.
Op 2 september 2020 is “De baliekluiver” op de Gaardbrug over de Oudegracht geplaatst, rechts van café De Postillon.
![]() |
Royestein |
Royestein
Dit Stadskasteel ligt aan de Oudegracht nr. 175 in de stad
Utrecht. Dit huis ontstond rond 1300. Dit huis behoort ook tot één van de
oudste huizen van Utrecht. Dit huis heeft een passage, waar men de balklaag kan
zien, die uit smalle maar hoge dennen bestaat. Op twee van deze balken zijn nog
vijftiende eeuwse beschildering te zien. Waar zich nu de trap bevindt, bevond
zich in de veertiende eeuw een stenen traptoren. In 1975 werd het huis grondig
gerestaureerd, waarbij de begane grond verbouwd werd tot voetgangersdoorgang
naar een parkeergarage.
![]() |
Ooievaar gezien ? |
Munir de Vries
Drie maanden is de muurschildering van de Utrechtse artiest Munir de Vries te
bewonderen geweest op een garagemuur aan de Strosteeg. Maar sinds een week is
deze kleurrijke afbeelding vervangen door een nieuw kunstwerk.
Was de opdrachtgever er misschien toch niet zo tevreden
over? ‘Integendeel, de eigenaar was er heel blij mee’, aldus Munir, die ‘Janus’
samen met HKU-studente Luna van der Straaten ontwierp. ‘Maar ik kwam op het
idee de muur om de zoveel tijd samen met een ander over te schilderen. Dat heb
ik dit keer gedaan met de Utrechtse kunstenares Harmke Datema Chang.’
Munir werd benaderd door de eigenaren van de drie garages.
‘Zij werden ermee geconfronteerd dat hun deuren voortdurend werden
ondergespoten met graffiti van matige kwaliteit. Ze gaven mij de vrije hand om
die ook te beschilderen. Daar is het project ‘Straatstrip’ uit voortgekomen.’
De Vries wil voortaan elke maand een nieuwe driedelige strip op de garages aanbrengen. ‘Korte fragmenten en verhaaltjes geïnspireerd op het leven in Utrecht. De eerste ervan staat er nu net een week.’
Even goed kijken naar de muur van dit gebouw. In de muur zitten een paar gaten. In die gaten nestelden koolmezen. Waren de jonge vogels groot genoeg dan werden ze gevangen en gegeten, volgens Ad
Indeling stad in wijken
Vanaf 1572 tot 1795 kende men een tevens een bepaalde indeling
op militair en administratief gebied in kwartieren. Een jaar later werd ieder
kwartier gesplitst in twee wijken.
Ieder van deze acht wijken binnen de stadswal/stadsmuur werd vernoemd naar haar
schuttersvendel met daarin een eigen stedelijke schutterij die uit burgers
bestond.
![]() |
wijk E |
In de Franse tijd werden de wijken met een letter aangeduid vanwege de problematische uitspraak van de oude wijknamen voor de Franse bezetter.
Wijken in de huidige historische binnenstad kregen een letter die liep van A
tot en met H. Tot tegen het eind van de 19e eeuw hield men de volgende
wijkindeling met bijbehorende benamingen aan:
Wijk A, voorheen Oranjestam, stond na 1795 ook wel bekend
als Eijkestam
Wijk B, voorheen Pekstokken
Wijk C, als enige overgebleven als buurtnaam, voorheen Handvoetboog
Wijk D, voorheen Turkije
Wijk E, voorheen Zwarte Knechten
Wijk F, voorheen Papenvaandel, stond na 1795 ook wel bekend als
Vrijheidsvaandel
Wijk G, voorheen Fortuin
Wijk H, voorheen Bloedkuil
Wijk I, voorheen Wittevrouwen
Wijk K, voorheen Tolsteeg
Wijk L, voorheen Catharijne
Wijk M, voorheen Weerd
Bakkerspoort, verband houdend met Huis Zoudenbalch in
Utrecht
Mariastraat 28
![]() |
Mariastraat 28 |
Huis Zoudenbalch
Het huis is rond 1467 ontstaan ter hoogte van de
Donkerstraat en het bestaat uit meerdere, mogelijk nog oudere, delen. Aan de
Mariaplaats/Mariastraat bevindt zich onder meer een poortgebouw, genaamd
Bakkerspoort, dat uit omstreeks 1475 dateert en eveneens bij het huis hoorde.
Aangezien het grootste deel van het huis buiten de
claustrale singel van de Mariakerk lag, geldt het niet als kanunnikenhuis. Het
huis is vernoemd naar het patriciërsgeslacht Zoudenbalch, vanuit de
middeleeuwen een van de voornaamste families in de stad en waren ook eigenaar
van stadskasteel Oudaen.
In 1903 raakte huis Zoudenbalch bij een brand ernstig
beschadigd. Hierbij werd vrijwel het gehele interieur verwoest. In 1905 volgde
een restauratie. Omstreeks 1964 volgde nog een restauratie gevolgd door een
verbouwing in 2010.
![]() |
Huis Zoudenblach |
![]() |
Tijdens de oorlog zat in de deuropening een bewegbare kast. Achter de kast was het veilig |
![]() |
Zicht op de Mariastraat |
![]() |
achterzijde Huis Zoudenbalch |
1646
Dit poortje uit 1646 gaf toegang tot de achterkant van het
huis Groenewoude, Oudegracht 49.
In het poorthuis woonde vanaf 1929 de schrijfster Clare Lennart (1899–1972).
Ze verhuurde daar kamers en het huis staat centraal in haar roman ´Huisjes van
Kaarten ´uit 1938.
Jodenrijtje
Het onooglijke steegje tussen de Oudegracht en de
Bakkerstraat is een van de oudste verwijzingen naar de joden in Nederland. Het
ontstond begin 15e eeuw toen joodse kooplieden en marskramers gingen wonen in
de houten huisjes die verrezen in de tuinen van de patriciërshuizen langs de
Oudegracht.
Het steegje, dat spoedig Jodenrye werd genoemd, lag gunstig voor de handeldrijvende joden., dicht bij de Bezembrug en de Ganzenmarkt rond het Waaggebouw, waar destijds een levendige handel was. Ook de Mariaplaats, waar oude kleren werden verhandeld, was niet ver weg, evenals de paardenmarkt op het Catharijneveld.
Hoewel de joden in 1444 uit Utrecht zijn verdreven, heeft het straatje zijn naam behouden, ook na de gedaanteverandering die het sindsdien heeft ondergaan.
David
De harpspelende David is afgebeeld, zittend op een
verhoging.
Een dergelijke bijbelse voorstelling op een gevelsteen is zeldzaam voor de stad
Utrecht.
In 2010 is de steen grondig gerestaureerd door beeldhouwer Richard Wendling.
Allerlei verdwenen details, zoals de blote benen van David, die ooit zedig door
laarsjes waren bedekt, en een tegelvloer kwamen daarbij aan het licht.
![]() |
David met de harp |
Het zakkendragertje
De zakkendragers waren in dienst van de stad en sjouwden
zakken met graan, turf en kolen uit schepen. Er werd gedobbeld om het werk te
verdelen. Het zakkendragersgilde bestond echter niet alleen uit de sjouwers,
maar ook uit andere werklieden en moest bij brand optreden als stedelijk
brandweerkorps.
![]() |
Zakkendrager |
Na 1622 kwam het gilde in twee groepen bijeen. In deze steeg waren de benedeneinders gevestigd, terwijl de boveneinders achter de poort op Oudegracht 237 bleven. Uit dat jaar stamt het beeldje, waarvan hier een replica hangt. Links van de zakkendrager liggen twee zakken, rechts staat een korenmaat met een strijkstok.
Zakkendragers – zakkenvullers - zakkenwassers
Tableaus met vierkante tegeltjes met de bedrijfsnaam en
activiteiten.
Bovenin: AUGUST BAIJER Onder: WIJNKOOPERIJ : LIKEURSTOKERIJ
In 1879 begon de uit Arnhem afkomstige ondernemer August
Baijer (1860-1938) een slijterij in Utrecht. De zaken gingen goed en zo verrees
in 1909 een nieuw winkelpand voor zijn bedrijf aan de Oudegracht 77.
Eind jaren vijftig stopte het bedrijf. In 1961 kwam in
Oudegracht 77 een zijingang van Vroom en Dreesmann (Lange Viestraat). Daarbij
werd de pui opengebroken; de tegeltjes werden overgeschilderd. Later vestigde
zich een vestiging van schoenen- en kledingwinkel Scapino.
Enkele jaren geleden werden de tegeltableaus herontdekt. Samen met de
Vereniging van Eigenaren zijn ze weer tevoorschijn gehaald en gerestaureerd in
2022.
Ketter
De Utrechtse kleermaker Hendrik Eemkens werd op 10 juni 1562
op het Neude als ketter verbrand. Omdat hij wederdoper was. Op de plek waar hij
geëxecuteerd werd, bevindt zich sinds enige tijd een gedenksteen.
Tussen 1534 en 1570 werden er in Utrecht zeker 80
wederdopers veroordeeld.
Van hen werden er 43 geëxecuteerd en daarvan is Eemkens zeker de bekendste.
Dit vooral dankzij een ets die Jan Luyken van zijn terechtstelling maakte. Deze
afbeelding werd opgenomen in de De Martelaersspiegel, een zeventiende-eeuws
boek dat de gebeurtenissen rond doopsgezinde martelaren beschrijft.
Op de ets van Jan Luyken is te zien hoe de beul een zakje buskruit op de borst van de ongelukkige tot ontploffing brengt. Hoewel gruwelijk kwam Eemkens daarmee eigenlijk nog goed weg. Hij was al dood voordat zijn lichaam werd verbrand.
Wederdopers keerden zich af van de Kerk van Rome, stelden
dat alleen volwassenen gedoopt mochten worden en verkondigden dat zij bij het
aankomende Laatste Oordeel tot de uitverkorenen zouden behoren. De stroming was
met name populair bij ambachtslieden.
De naam Place Royale stamt uit de tijd dat Napoleon
Bonaparte in 1811 de stad bezocht en in het pand logeerde. Tot begin van de 20e
eeuw werd het pand in de volksmond "het paleis van de keizer"
genoemd.
De Utrechtse cabaretier Hennie Oliemuller zocht eind jaren
60 een eigen ruimte om op te treden. Van de heer Schiller van Openbare Werken
kreeg hij de tip dat het middeleeuwse pand aan de Minrebroederstraat een
geschikte plek was. Het pand werd omgebouwd tot theater en Oliemuller trad er
op van 1971 tot 2000. Hij gaf ook ruimte aan aankomend talent, onder wie Tineke
Schouten en zoals Herman Berkien. Het theater had in die tijd de naam
"Schiller Theater".
Mozart in de Minrebroederstraat
Kijk omlaag op de stoep in de Minrebroederstraat. Een
speciale straatsteen herinnert aan het bezoek dat een muzikaal wonderkind
eeuwen geleden aan Utrecht bracht.
Maar in de Minrebroederstraat in Utrecht kijk je wel
degelijk op Wolfgang Amadeus Mozart neer – letterlijk dan, want daar ligt in
het trottoir een gedenksteen voor zijn bezoek aan Utrecht in april 1766.
De steen ligt voor nummer 11, waar het Schiller Theater gevestigd is, en de tekst die erop staat luidt als volgt: ‘Wolfgang Amadeus Mozart, (componist 1756-1791) verbleef als kind in het logement Plaets Royael aan de Minrebroederstraat tijdens zijn tournee in ons land in 1766 / 27
In het logement Plaets Royael dat hier was gevestigd, had
vader Leopold Mozart met zijn twee kinderen Nannerl (14) en Wolfgang (10) zijn
intrek had genomen. De huidige intieme theaterzaal was de danszaal van het logement en Wolfgang schijnt daar
geoefend te hebben op het klavecimbel.
Waarschijnlijk blijft deze zaak voor altijd een ‘cold case’:
de verdwenen ‘domkoker’ die in 1959 ingemetseld werd in de Dom, om in 2000
ceremonieel te worden geopend. Tot dat punt kwam het niet, de koker werd uit de
dom gestolen en het blijft een raadsel wat er is gebeurd. „Alle mensen die je
er iets nuttigs over zouden kunnen vertellen, zijn inmiddels overleden.”
Een 35 cm lange buis met een lijst met tien voorspellingen
over de luchtvaart in 2000, bedacht door toenmalig bekende mensen als
vliegtuigbouwer Toepolev en koning Leopold van België. Metsel dit geheel op 3
meter hoogte in de doorgang van de Domtoren en de koker zit de komende 41 jaar
veilig, zou je denken.
Op 2 oktober 2000, vijf dagen vóór de grote kokeropening, werd gecontroleerd of
de koker er nog wel zat. Dat was zo. Maar de volgende dag Wat denk je: koker weg.
Overlijden in Utrecht en begrafenis van Koenraad
Keizerssteentjes in tegelvloer van het koor in de dom in
Utrecht met de verwijzing in gotisch schrift naar de begrafenis van de
organen van de keizer. Links de
dubbelkoppige adelaar en in het midden de keizerskroon
Begin juni 1039 stierf Koenraad in Utrecht aan een aanval
van jicht. In de winter van 1038 op 1039 was Koenraad in het oosten van Saksen
actief met het invoeren van maatregelen om de vrede en de rechtszekerheid in
dat gebied te bevorderen. Eind mei trok hij naar de bisschopsstad Utrecht om
daar op 3 juni het Pinksterfeest te vieren. Hier overleed hij echter. Als
oorzaak voor zijn dood wordt algemeen de jicht (podagra) genoemd. Volgens een
Milanese bron uit het midden van de 11e eeuw zou Koenraad al met zieke voeten
en pijnlijke gewrichten terug zijn gekomen uit Italië. Na zijn onverwachte dood
werd Koenraads lichaam opgebaard in de dom van Utrecht. Zijn ingewanden werden
hier ook bijgezet; mogelijk om die reden gaat het verhaal rond dat zijn zoon
rondom de dom een kerkenkruis heeft laten bouwen. Van dat kruis is tot nu toe
echter geen enkel concreet spoor gevonden. Vanuit Utrecht werd zijn stoffelijk
overschot met grote pracht en praal in een plechtige processie per schip
Rijnopwaarts vervoerd. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de dom van
Speyer.
Koenraad wordt algemeen gezien als een zeer bekwaam bestuurder en diplomaat, ambitieus maar voorzichtig. Hij stelde nieuwe wetboeken op voor Saksen en voor Italië. Koenraad zou de eerste van de middeleeuwse vorsten zijn die een duidelijk onderscheid zag in zijn eigen positie en de staat als zelfstandig instituut.
Met een wandeling door de tuin en een kijkje onder het gebouw.
Het restaurant is alleen toegankelijk voor (oud)medewerkers van de Universiteit van Utrecht.
Laat ik vroeger zoölogisch analist geweest zijn bij het zoölogisch laboratorium in Utrecht.
Daarna nog even terug naar Munir de Vries om zijn vorderingen te bekijken.
De schets voor de nieuwe strip stond al op de garagedeur.
![]() |
komt goed. |