Pagina's

woensdag 23 april 2025

Je moet het maar net zien

de Dom van Utrecht

Een wandeling door de binnenstad van Utrecht, met de ogen gericht op de gevels en de grond. Op zoek naar de bijzonderheden, waar je normaal gesproken aan voorbij loopt.
Op nieuw een ontdekkingsreis door de stad.

Verzamelen bij Down Under

De assistent van Peter

Grote schoonmaak voor de komende feestdagen

Er moet geoefend worden op de begeleiding van de VIPs

Valt eigenlijk niet op, maar in de toren zat een deur van de toren naar de domkerk, toen het middenschip er nog stond voor die grote storm. De plaats waar de deur zat is nog zichtbaar in het metselwerk.
De eerste steen

Gevelstenen Dom.  

In de westwand van de toren (zijde Servetstraat) bevinden zich, links van de doorgang in de onderste geleding van het eerste vierkant, de oudste gevelstenen van de stad.

De tekst van de bovenste steen luidt (vertaald):
Toen men schreef 1320 en 1 legde men van mij de eerste steen daarna na 1382 was ik volmaakt zo men ziet waarachtig
Ook de onderste steen vermeldt het stichtingsjaar:
Vertaling: In 1321, op het feest van Paulus en Johannes, is een begin gemaakt met deze toren waardoor Utrecht gesierd wordt

Jacob van Oudshoorn, de deken van het domkapittel, later bisschop en Gisbertus van Everdingen, de oudste domkanunnik hebben de eerste steen van de domtoren gelegd.
Niet iedereen was enthousiast over de bouw van de nieuwe toren.
Zo heeft Geert Grote een tractaat tegen de bouw geschreven. In zijn tractaat vergelijkt hij de bouw van domtoren met de bouw van de toren van Babel, die hij dus beschouwt  als een staaltje van hoogmoed. Het geld voor de bouw zou volgens hem nuttiger besteed zijn aan de armen en de behoeftigen.


Wapen Amsterdam, wapen Utrecht,  wapen fam. de Hoorn

De Laat, Servetstraat 4  

Dit winkelwoonhuis werd in 1908 ingrijpend verbouwd door J. F. de Laat (1860-1921) naar ontwerp van T. P. Vos. Alleen de kelder, de westelijke en een deel van oostelijke zijgevel bleven intact. De voorgevel vertoont invloeden van de art nouveau. De eerste winkelier in het nieuwe pand, Govert Bemelaar, begint een tabaks- en sigarenhandel: ‘t Moortje.

In het midden het stadswapen van Utrecht, links dat van Amsterdam. Het wapenschild rechts lijkt op het wapen van Eindhoven, maar wijkt daar ook nogal van af. In het blad Steengoed. nr 30 (juli 2000), wordt de geschiedenis van het pand beschreven. De achtergrond van de wapenschilden, links en rechts van het wapen van Utrecht, heeft men niet kunnen achterhalen. De drie wapenschilden lijken bij de bouw in 1908 tegelijk te zijn aangebracht. .

Vismarkt

De Vismarkt, de straat die zijn naam ontleent aan de markt die hier eeuwenlang plaats vond.
In veel van deze huizen was vroeger een viswinkel gevestigd. In 1873, waren enkele viswinkels nog volop in bedrijf. Onder de luifels zijn toonbanken geplaatst waarop de vis ligt uitgestald. Sommige huizen hebben hier nog een oude trapgevel of een klokgevel, maar de meeste puien zijn in de negentiende eeuw vereenvoudigd en hebben een lijstgevel gekregen.

Voormalige vishandel. Tekst staat nog op de gevel

Aan de haken hingen de schilden mbt koninklijke goedkeuring.
Maar de eigenar ging de fout in en moest ze inleveren

Verwijzing naar de vishandel

het scheepje 
 
Op deze gekleurde steen staat een houten rondbodem met grootzeil en fok en met rode vlaggen, afgebeeld op een gele achtergrond.

In een akte van 1678 wordt melding gemaakt van ‘HET MARKTSCHIP VAN DELFT’. Het gevelteken was toen overigens nog geen steen, maar een uithangbord. Later wordt de naam ‘HET SCHEEPJE’ gebezigd. Dit winkelwoonhuis werd omstreeks 1870 gebouwd in baksteen in neoclassicistische stijl. De gevelsteen is in de nieuwbouw opgenomen.

Gevel steen met afbeelding elgher

Elgher  

De gekleurde steen tussen de vensters van een woonwinkelhuis, laat een elger in cartouche zien, waaronder de tekst ‘INDE.VERGHVLDE.ELGHER’ staat.
De laatste letter is in de rand gehakt en is daardoor vanaf de straat moeilijk te zien.

Een elger of aalgeer was een drietandige vork, met platte, dicht bijeen staande tanden, die werd gebruikt om aal te steken. Een elger of aalgeer werd onder aan de vissersboot bevestigd en -wanneer men in ondiep water voer- werd de bodem omgewoeld en de paling vastgeprikt. De steen herinnert aan de hier vroeger gevestigde palinghandel. Het huidige pand is van 1900.

Marktvrouw

Marktvrouw – vrouwtje Vonhoff  

Ter gelegenheid van de verplaatsing van de verkoopactiviteiten naar Hoog Catharijne (1973) en als dank voor de jarenlange vestiging aan de Oudegracht schonk Vroom & Dreesmann aan de gemeente Utrecht het beeld “Marktvrouw”.

Het model van het beeld werd onthuld op 24 september 1973 door de burgemeester van Utrecht,  baron van Tuyll van Serooskerken,  in aanwezigheid van mr. F.A.R. Barge, directeur van Vroom & Dreesmann.(1)

“Marktvrouw” werd in 1976 op de Kalisbrug geplaatst in het verlengde van het Hanengeschrei, op een steenworp afstand van het vroegere winkelpand van Vroom & Dreesmann aan de Stadhuisbrug. Onthuld dor burgemeester Vonhoff “Marktvrouw” .
Vonhoff was corpulent van postuur. “Marktvrouw” werd door sommigen dan ook “Vrouwtje Vonhoff” genoemd.

Oudegracht

Oudegracht

ijzeren balustrades

Oude Gracht – ijzeren balustrades

De ongeveer twee kilometer lange gracht is te beschouwen als het verbindingsstuk tussen de Kromme Rijn en de Vecht en doorsnijdt de gehele binnenstad van zuid naar noord. Eeuwenlang is zij de hoofdader van de stad geweest. Het systeem van werven en werfkelders van de Utrechtse Oude- en Nieuwegracht is op deze schaal uniek in de wereld.

Bij het graven van de grachten werd de afgegraven grond gebruikt om de oevers op te hogen. Op deze manier werd het overstromingsgevaar verkleind. Op de hoge oevers kwam een weg te liggen met daarachter de huizen van kooplieden. Aanvankelijk liepen de oevers schuin af naar het water, maar al in de tweede helft van de twaalfde eeuw kwam men op het idee om tunnels te graven vanaf de aanlegplaatsen aan het water naar de kelders onder de huizen op de oevers.
Zo zijn de typische werven en werfkelders ontstaan. Toen het proces in de vijftiende eeuw was voltooid was een twee kilometer lange haven met dubbele kade ontstaan, eeuwenlang de levensader van de stad Utrecht.

De werven en kelders waren vanaf het begin particulier bezit van de eigenaar van het pand aan de gracht. Er bestond een grote variatie aan kelders en werven. Tot de achttiende eeuw waren zij aan de werfzijde gewoonlijk afgesloten door een houten hek. Ook verschenen de eerste ijzeren balustrades op de werfmuren, die langzamerhand de stenen borstweringen zouden vervangen.

Vanaf 1948 heeft de gemeente Utrecht de werven en werfmuren in eigendom verworven, waarna een proces van restauratie maar ook van uniformering aanbrak. 

Baliekluiver

Baliekluiver

De ontstaansgeschiedenis van “De baliekluiver” gaat terug tot 1988. In dat jaar bracht de slijterij De Zes Vaatjes een kruidenbitter op de markt. Dit kruidenbitter kreeg de naam DE BALIEKLUIVER – DE EENIGE EGTE UTRECHTSCHE KRUIDENBITTER.

De kruikjes kruidenbitter werden voorzien van een etiket waarop de afbeelding stond van een over de balie van de Utrechtse Stadhuisbrug hangende, werkzoekende Utrechter die tuurt naar alles wat gaande is in en langs de Oudegracht.

De ijzeren hekwerken op de werfkelders en bruggen over de grachten in de Utrechtse binnenstad worden namelijk balies genoemd. Vroeger waren dit plaatsen waar oudere mannen elkaar ontmoetten of uitkeken naar werk. Inwoners van de stad Utrecht kregen dan ook als bijnaam: baliekluivers.

Op 2 september 2020 is “De baliekluiver” op de Gaardbrug over de Oudegracht geplaatst, rechts van café De Postillon. 

Royestein

Royestein

Dit Stadskasteel ligt aan de Oudegracht nr. 175 in de stad Utrecht. Dit huis ontstond rond 1300. Dit huis behoort ook tot één van de oudste huizen van Utrecht. Dit huis heeft een passage, waar men de balklaag kan zien, die uit smalle maar hoge dennen bestaat. Op twee van deze balken zijn nog vijftiende eeuwse beschildering te zien. Waar zich nu de trap bevindt, bevond zich in de veertiende eeuw een stenen traptoren. In 1975 werd het huis grondig gerestaureerd, waarbij de begane grond verbouwd werd tot voetgangersdoorgang naar een parkeergarage.

Ooievaar gezien ?
Wat leuk, als je tijdens de wandeling spontaan een kunstenaar tegen het lijf loopt, en die bereid is om je een uitleg te geven over zijn werkzaamheden.


Munir de Vries

Drie maanden is de muurschildering  van de Utrechtse artiest Munir de Vries te bewonderen geweest op een garagemuur aan de Strosteeg. Maar sinds een week is deze kleurrijke afbeelding vervangen door een nieuw kunstwerk.

Was de opdrachtgever er misschien toch niet zo tevreden over? ‘Integendeel, de eigenaar was er heel blij mee’, aldus Munir, die ‘Janus’ samen met HKU-studente Luna van der Straaten ontwierp. ‘Maar ik kwam op het idee de muur om de zoveel tijd samen met een ander over te schilderen. Dat heb ik dit keer gedaan met de Utrechtse kunstenares Harmke Datema Chang.’

Munir werd benaderd door de eigenaren van de drie garages. ‘Zij werden ermee geconfronteerd dat hun deuren voortdurend werden ondergespoten met graffiti van matige kwaliteit. Ze gaven mij de vrije hand om die ook te beschilderen. Daar is het project ‘Straatstrip’ uit voortgekomen.’

De Vries wil voortaan elke maand een nieuwe driedelige strip op de garages aanbrengen. ‘Korte fragmenten en verhaaltjes geïnspireerd op het leven in Utrecht. De eerste ervan staat er nu net een week.’


Even goed kijken naar de muur van dit gebouw. In de muur zitten een paar gaten. In die gaten nestelden koolmezen. Waren de jonge vogels groot genoeg dan werden ze gevangen en gegeten, volgens Ad


Indeling stad in wijken

Vanaf 1572 tot 1795 kende men een tevens een bepaalde indeling op militair en administratief gebied in kwartieren. Een jaar later werd ieder kwartier gesplitst in twee wijken.

Ieder van deze acht wijken binnen de stadswal/stadsmuur werd vernoemd naar haar schuttersvendel met daarin een eigen stedelijke schutterij die uit burgers bestond.

wijk E

In de Franse tijd werden de wijken met een letter aangeduid vanwege de problematische uitspraak van de oude wijknamen voor de Franse bezetter.

Wijken in de huidige historische binnenstad kregen een letter die liep van A tot en met H. Tot tegen het eind van de 19e eeuw hield men de volgende wijkindeling met bijbehorende benamingen aan:

Wijk A, voorheen Oranjestam, stond na 1795 ook wel bekend als Eijkestam
Wijk B, voorheen Pekstokken
Wijk C, als enige overgebleven als buurtnaam, voorheen Handvoetboog
Wijk D, voorheen Turkije
Wijk E, voorheen Zwarte Knechten
Wijk F, voorheen Papenvaandel, stond na 1795 ook wel bekend als Vrijheidsvaandel
Wijk G, voorheen Fortuin
Wijk H, voorheen Bloedkuil
Wijk I, voorheen Wittevrouwen
Wijk K, voorheen Tolsteeg
Wijk L, voorheen Catharijne
Wijk M, voorheen Weerd

Bakkerspoort, verband houdend met Huis Zoudenbalch in Utrecht
Mariastraat 28


Mariastraat 28

Huis Zoudenbalch

Het huis is rond 1467 ontstaan ter hoogte van de Donkerstraat en het bestaat uit meerdere, mogelijk nog oudere, delen. Aan de Mariaplaats/Mariastraat bevindt zich onder meer een poortgebouw, genaamd Bakkerspoort, dat uit omstreeks 1475 dateert en eveneens bij het huis hoorde.

Aangezien het grootste deel van het huis buiten de claustrale singel van de Mariakerk lag, geldt het niet als kanunnikenhuis. Het huis is vernoemd naar het patriciërsgeslacht Zoudenbalch, vanuit de middeleeuwen een van de voornaamste families in de stad en waren ook eigenaar van  stadskasteel Oudaen.

In 1903 raakte huis Zoudenbalch bij een brand ernstig beschadigd. Hierbij werd vrijwel het gehele interieur verwoest. In 1905 volgde een restauratie. Omstreeks 1964 volgde nog een restauratie gevolgd door een verbouwing in 2010.

Huis Zoudenblach


Heel bijzonder, dankzij onze extra gids Ad, mochten we binnen kijken bij de buren van Huis Zoudenbalch, gedeeltelijk deeluitmakend van Zoudenbalch

Tijdens de oorlog zat in de deuropening een bewegbare kast.
Achter de kast was het veilig

Zicht op de Mariastraat

achterzijde Huis Zoudenbalch

1646

Dit poortje uit 1646 gaf toegang tot de achterkant van het huis Groenewoude, Oudegracht 49.
In het poorthuis woonde vanaf 1929 de schrijfster Clare Lennart (1899–1972).
Ze verhuurde daar kamers en het huis staat centraal in haar roman ´Huisjes van Kaarten ´uit 1938.

Jodenrijtje

Het onooglijke steegje tussen de Oudegracht en de Bakkerstraat is een van de oudste verwijzingen naar de joden in Nederland. Het ontstond begin 15e eeuw toen joodse kooplieden en marskramers gingen wonen in de houten huisjes die verrezen in de tuinen van de patriciërshuizen langs de Oudegracht.

Het steegje, dat spoedig Jodenrye werd genoemd, lag gunstig voor de handeldrijvende joden., dicht bij de Bezembrug en de Ganzenmarkt rond het Waaggebouw, waar destijds een levendige handel was. Ook de Mariaplaats, waar oude kleren werden verhandeld, was niet ver weg, evenals de paardenmarkt op het Catharijneveld. 


Hoewel de joden in 1444 uit Utrecht zijn verdreven, heeft het straatje zijn naam behouden, ook na de gedaanteverandering die het sindsdien heeft ondergaan.

David

De harpspelende David is afgebeeld, zittend op een verhoging.
Een dergelijke bijbelse voorstelling op een gevelsteen is zeldzaam voor de stad Utrecht.
In 2010 is de steen grondig gerestaureerd door beeldhouwer Richard Wendling. Allerlei verdwenen details, zoals de blote benen van David, die ooit zedig door laarsjes waren bedekt, en een tegelvloer kwamen daarbij aan het licht.

David met de harp

Het zakkendragertje

De zakkendragers waren in dienst van de stad en sjouwden zakken met graan, turf en kolen uit schepen. Er werd gedobbeld om het werk te verdelen. Het zakkendragersgilde bestond echter niet alleen uit de sjouwers, maar ook uit andere werklieden en moest bij brand optreden als stedelijk brandweerkorps.

Zakkendrager

Na 1622 kwam het gilde in twee groepen bijeen. In deze steeg waren de benedeneinders gevestigd, terwijl de boveneinders achter de poort op Oudegracht 237 bleven. Uit dat jaar stamt het beeldje, waarvan hier een replica hangt. Links van de zakkendrager liggen twee zakken, rechts staat een korenmaat met een strijkstok.

Zakkendragers – zakkenvullers - zakkenwassers

V&D

Tableaus met vierkante tegeltjes met de bedrijfsnaam en activiteiten.
Bovenin: AUGUST BAIJER   Onder:   WIJNKOOPERIJ : LIKEURSTOKERIJ

In 1879 begon de uit Arnhem afkomstige ondernemer August Baijer (1860-1938) een slijterij in Utrecht. De zaken gingen goed en zo verrees in 1909 een nieuw winkelpand voor zijn bedrijf aan de Oudegracht 77.

Eind jaren vijftig stopte het bedrijf. In 1961 kwam in Oudegracht 77 een zijingang van Vroom en Dreesmann (Lange Viestraat). Daarbij werd de pui opengebroken; de tegeltjes werden overgeschilderd. Later vestigde zich een vestiging van schoenen- en kledingwinkel Scapino.

Enkele jaren geleden werden de tegeltableaus herontdekt. Samen met de Vereniging van Eigenaren zijn ze weer tevoorschijn gehaald en gerestaureerd in 2022.


Ketter

De Utrechtse kleermaker Hendrik Eemkens werd op 10 juni 1562 op het Neude als ketter verbrand. Omdat hij wederdoper was. Op de plek waar hij geëxecuteerd werd, bevindt zich sinds enige tijd een gedenksteen.

Tussen 1534 en 1570 werden er in Utrecht zeker 80 wederdopers veroordeeld.
Van hen werden er 43 geëxecuteerd en daarvan is Eemkens zeker de bekendste.
Dit vooral dankzij een ets die Jan Luyken van zijn terechtstelling maakte. Deze afbeelding werd opgenomen in de De Martelaersspiegel, een zeventiende-eeuws boek dat de gebeurtenissen rond doopsgezinde martelaren beschrijft.

Op de ets van Jan Luyken is te zien hoe de beul een zakje buskruit op de borst van de ongelukkige tot ontploffing brengt. Hoewel gruwelijk kwam Eemkens daarmee eigenlijk nog goed weg. Hij was al dood voordat zijn lichaam werd verbrand.

Wederdopers keerden zich af van de Kerk van Rome, stelden dat alleen volwassenen gedoopt mochten worden en verkondigden dat zij bij het aankomende Laatste Oordeel tot de uitverkorenen zouden behoren. De stroming was met name populair bij ambachtslieden.


Het Schiller Theater Place Royale is een theater op Minrebroederstraat 11 in Utrecht. Het pand is een rijksmonument.

De naam Place Royale stamt uit de tijd dat Napoleon Bonaparte in 1811 de stad bezocht en in het pand logeerde. Tot begin van de 20e eeuw werd het pand in de volksmond "het paleis van de keizer" genoemd.

De Utrechtse cabaretier Hennie Oliemuller zocht eind jaren 60 een eigen ruimte om op te treden. Van de heer Schiller van Openbare Werken kreeg hij de tip dat het middeleeuwse pand aan de Minrebroederstraat een geschikte plek was. Het pand werd omgebouwd tot theater en Oliemuller trad er op van 1971 tot 2000. Hij gaf ook ruimte aan aankomend talent, onder wie Tineke Schouten en zoals Herman Berkien. Het theater had in die tijd de naam "Schiller Theater".

Mozart in de Minrebroederstraat

Kijk omlaag op de stoep in de Minrebroederstraat. Een speciale straatsteen herinnert aan het bezoek dat een muzikaal wonderkind eeuwen geleden aan Utrecht bracht.

Maar in de Minrebroederstraat in Utrecht kijk je wel degelijk op Wolfgang Amadeus Mozart neer – letterlijk dan, want daar ligt in het trottoir een gedenksteen voor zijn bezoek aan Utrecht in april 1766.

De steen ligt voor nummer 11, waar het Schiller Theater gevestigd is, en de tekst die erop staat luidt als volgt: ‘Wolfgang Amadeus Mozart, (componist 1756-1791) verbleef als kind in het logement Plaets Royael aan de Minrebroederstraat tijdens zijn tournee in ons land in 1766 / 27

In het logement Plaets Royael dat hier was gevestigd, had vader Leopold Mozart met zijn twee kinderen Nannerl (14) en Wolfgang (10) zijn intrek had genomen. De huidige intieme theaterzaal was de danszaal  van het logement en Wolfgang schijnt daar geoefend te hebben op het klavecimbel. 

100 jaar KLM: maar waar is toch die koker met luchtvaartideeën die in de Domtoren werd gemetseld?

Waarschijnlijk blijft deze zaak voor altijd een ‘cold case’: de verdwenen ‘domkoker’ die in 1959 ingemetseld werd in de Dom, om in 2000 ceremonieel te worden geopend. Tot dat punt kwam het niet, de koker werd uit de dom gestolen en het blijft een raadsel wat er is gebeurd. „Alle mensen die je er iets nuttigs over zouden kunnen vertellen, zijn inmiddels overleden.”

Een 35 cm lange buis met een lijst met tien voorspellingen over de luchtvaart in 2000, bedacht door toenmalig bekende mensen als vliegtuigbouwer Toepolev en koning Leopold van België. Metsel dit geheel op 3 meter hoogte in de doorgang van de Domtoren en de koker zit de komende 41 jaar veilig, zou je denken.
Op 2 oktober 2000, vijf dagen vóór de grote kokeropening, werd gecontroleerd of de koker er nog wel zat. Dat was zo. Maar de volgende dag  Wat denk je: koker weg. 

Overlijden in Utrecht en begrafenis van Koenraad

Keizerssteentjes in tegelvloer van het koor in de dom in Utrecht met de verwijzing in gotisch schrift naar de begrafenis van de organen  van de keizer. Links de dubbelkoppige adelaar en in het midden de keizerskroon

Begin juni 1039 stierf Koenraad in Utrecht aan een aanval van jicht. In de winter van 1038 op 1039 was Koenraad in het oosten van Saksen actief met het invoeren van maatregelen om de vrede en de rechtszekerheid in dat gebied te bevorderen. Eind mei trok hij naar de bisschopsstad Utrecht om daar op 3 juni het Pinksterfeest te vieren. Hier overleed hij echter. Als oorzaak voor zijn dood wordt algemeen de jicht (podagra) genoemd. Volgens een Milanese bron uit het midden van de 11e eeuw zou Koenraad al met zieke voeten en pijnlijke gewrichten terug zijn gekomen uit Italië. Na zijn onverwachte dood werd Koenraads lichaam opgebaard in de dom van Utrecht. Zijn ingewanden werden hier ook bijgezet; mogelijk om die reden gaat het verhaal rond dat zijn zoon rondom de dom een kerkenkruis heeft laten bouwen. Van dat kruis is tot nu toe echter geen enkel concreet spoor gevonden. Vanuit Utrecht werd zijn stoffelijk overschot met grote pracht en praal in een plechtige processie per schip Rijnopwaarts vervoerd. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de dom van Speyer.

Koenraad wordt algemeen gezien als een zeer bekwaam bestuurder en diplomaat, ambitieus maar voorzichtig. Hij stelde nieuwe wetboeken op voor Saksen en voor Italië. Koenraad zou de eerste van de middeleeuwse vorsten zijn die een duidelijk onderscheid zag in zijn eigen positie en de staat als zelfstandig instituut. 

Als afsluiting koffie met koek in het Universiteitsgebouw aan het Domplein.
Met een wandeling door de tuin en een kijkje onder het gebouw.
Het restaurant is alleen toegankelijk voor (oud)medewerkers van de Universiteit van Utrecht.
Laat ik vroeger zoölogisch analist geweest zijn bij het zoölogisch laboratorium in Utrecht.


Daarna nog even terug naar Munir de Vries om zijn vorderingen te bekijken.
De schets voor de nieuwe strip stond al op de garagedeur.

komt goed.